De kunstenaar Rik Strijckers is al te bescheiden, dat zal iedereen die hem kent bevestigen De weinige tentoonstellingen waarop zijn werk te zien was, kregen een enthousiaste kritiek. In een van deze kritieken leest men: «Kan iemand tegelijk en verschrikkelijk goed zijn in zijn werk, zijn kunst en zich blijven verstoppen in de schaduw van een kerktoren, die van Maaseik bv.?» In Maaseik is hij geboren. Vanaf zijn jongste jaren tekende en schilderde hij de keerzijden van pianoboeken vol.
Als twintigjarige sloeg hij, ondanks de wijze raad van vader Strijckers, resoluut de weg van de kunst in. Rik wilde schilder worden en schilder zou hij worden. Hij volgde de lessen van Jos De Maegd en Maurits Vansaene aan het Hoger St.-Lucasinstituut te Schaarbeek. Maar de jonge kunstenaar wilde zich verder bekwamen en trok naar de Kölner Werkschule waar hij in het atelier van Prof. Otto Gerster kwam. Tenslotte belandde hij in Parijs en werd een leerling van de befaamde cubistische schilder André Lhôte. Als een van zijn beste talenten werd Rik door de meester haast gedwongen om werk in te sturen voor een internationale wedstrijd, waaraan in die jaren al wie schilderde en talent had in Parijs deelnam. Rik Strijckers bereikte in ’59 de eindselectie in de «Prix du Dôme» en werd er ei zo na de laureaat.
Terug in Maaseik. stichtte hij een gezin, zette zijn atelier op en schilderen was voortaan zijn leven. Niet dat hij geen ruime belangstelling had voor wat er reilde en zeilde in die artistiek roerige jaren zestig. Hij kwam tenslotte van Parijs. Maar zijn weg was uitgestippeld en die weg was geen ‘loop’-baan. «Vroeger wilde ik kunst maken, nu probeer ik vooral een goed schilderij te maken». Waar andere jongeren op de hevige, maar korte golven van kunstrichtingen naar boven trachtten te klimmen, had Rik Strijckers slechts één ambitie: het schilderij.
Hij weet nochtans wat hij kan. Bescheiden is hij echter in het besef van de hoge eisen die deze opgave hem stelt. De ontgoocheling. de gelatenheid en soms verbittering waarin het talent van vele jongeren wordt opgebruikt of verkommert in artistiek carrièrisme, bleven hem zo bespaard. Strijckers is nooit aan een carrière begonnen, maar wel aan een ceuvre. Maar ook dit ceuvre heeft hij sindsdien niet meer teruggezien, omdat het onder zijn handen werd weggehaald door enthousiaste bewonderaars.
Vaak heeft wijlen Albert Dusar, promotor van jonge talenten en dynamische leider van de Limburgse Culturele Dienst, nog gepoogd om zijn werk met een grote tentoonstelling bekend te maken bij een breder publiek. Het mocht niet baten. Het oude werk zat bij zoveel bewonderaars en het nieuwe werk dat hem bezig hield was voor Rik Strijckers nog niet klaar. Want al heeft hij het impulsief werkritme van een gevoelsmens, er zijn ook weken dat hij niet schildert, maar rusteloos observeert, schetst, ontwerpt en vernietigt. Dan komt de vertwijfeling over de perfectionist die Strijckers ook is.
Rik Strijckers behoort tot het zeldzaam wordende ras voor wie de kunst in het schilderij ligt. In elk van de genres die hij beoefent, is hij volledig geëngageerd, niets is hem hier minderwaardig.
In het lyrisch abstracte werk schildert hij zijn persoonlijk avontuur, waarin hij geconfronteerd wordt met de pure picturale opdracht: het is zijn gevecht met de engel.
Maar dan zijn er zijn landschappen waarin zijn penseel wandelt van het palet naar de kleur van het water en de beweging van zijn hand de herfstpopulieren doet trillen. Wat hierin treft is de compositie, de ontmoeting met het onverwachte onderwerp en bovenal de rijkdom van zijn prachtig coloriet. Hij is hier de milde fauvist bij wie de tederheid van de trefzekere détails contrasteert met de heftigheid van zijn verfstreken. Ook zijn hartstochtelijke figuurcomposities getuigen van een volwaardig kunstenaarschap.
In de loop der jaren keerde hij zich naar een vergeten en verwaarloosd genre. Strijckers werd een van onze beste Vlaamse portrettisten. Hij behandelt het portret als een volwaardige artistieke opdracht. Hij begint niet met het geduldig natrekken van gelaatslijnen, maar benadert de individuele mens van uit zijn picturale passie.
Het nauwgezet observeren staat bij hem nooit los van het kijken en de visie van de kunstenaar.
Wanneer men dit veelzijdige werk bekijkt, staat men versteld over het meesterschap dat hij in diverse genres wist te bereiken. Hij zocht het niet in het specialisme van een stijl of richting. «Ik kan er geen vrede mee hebben, alleen maar een toets te zijn die je blijft aanslaan, wel wisselend in intensiteit, maar wel altijd die ene toon. Ik ben liever het hele klavier».
Dr. J. Van bergen
Docent Kunstgeschiedenis K.U. Leuven.